Woordenlijst

Woordenlijst van begrippen in veiligheidsinformatiebladen.

A

Absorptie, inzuiging van b.v. vloeistof, gas en stralen. Het materiaal (meestal een vloeistof) wat opgenomen wordt afgegeven aan de bodystructuur van de absorbent. De absorbent zwelt hierbij op.

Acute toxiciteit, giftigheid na eenmalige blootstelling.

ADI, Acceptable Daily Intake: de hoeveelheid van een stof waaraan men maximaal dagelijks gedurende het gehele leven oraal kan worden blootgesteld zonder dat, gebaseerd op de beschikbare kennis, schade voor de gezondheid van de persoon zelf en diens nageslacht behoeft te worden verwacht (uitgedrukt per kg lichaamsgewicht; voor voedseladditieven, afgeleid door de WHO).

ADN, classificatie van gevaarlijke stoffen over de Europese binnenwateren.

ADNR, reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn. Classificatie vervoer gevaarlijke stoffen over de binnenwateren.

ADR, classificatie vervoer gevaarlijke stoffen over de weg, wordt eveneens gebruikt in Nederland voor de classificatie van opslag volgens de PGS 15.

Adsorptie, kleven aan de oppervlakte van (stof-) deeltjes. De moleculen van het materiaal (meestal een vloeistof) wat opgenomen wordt verspreid worden over de oppervlakte (inclusief poriën en capillairs) van het onoplosbare adsorbtiemateriaal.

Alarmdrempel, niveau waarboven een kortstondige bloot-stelling risico’s voor de gezondheid van de mens inhoudt en er bij overschrijding onmiddellijk maatregelen moeten worden genomen.

ATE, acute toxiciteitsschatting (acute toxicity estimate). Resultaat van de somformule voor de indeling voor acute toxiciteit voor de mens. Wordt gebruikt bij mengsels die stoffen bevatten die zijn ingedeeld voor acute toxiciteit.

B

BCF, het vermogen van een stof om te bioaccumuleren wordt in zijn algemeenheid aangegeven door middel van de bioconcentratiefactor (BCF). De bioconcentratiefactor is de verhouding van de concentratie van een stof in een organisme èn de concentratie van die stof in het water (in evenwichtssituatie). De bioconcentratiefactor dient altijd experimenteel te worden vastgesteld.

Binnenmilieu, de fysische of chemische factoren, of biotische factoren in het binnenmilieu, van de omgeving binnenin woningen en publiek toegankelijke gebouwen.

Bioaccumulatie, een stof voldoet aan het criterium voor sterke bioaccumulatie (vB-) als de bioconcentratiefactor groter is dan 5000.

Biociden, bestrijdingsmiddelen: pesticiden, herbiciden, insecticiden,…

Biomonitoring, het systematisch bepalen in levende organismen, waaronder de mens, van concentraties van organismevreemde stoffen, hun metabolieten, of van andere indicatoren van blootstelling en/of effect, om het schadelijke effect op de mens van fysische of chemische factoren te kunnen evalueren.

Biotransformatie, omvorming van toxische stoffen binnen het levende weefsel.

Blootstellingsduur, tijd die men bloot staat aan belastende milieufactoren.

Blootstelling schatting, de schatting van de blootstelling bestaat uit drie onderdelen:

1. schatting van de emissie;
2. de beoordeling van het uiteindelijke chemische lot en routes; en
3. de schatting van de blootstellingsniveaus.

Blootstellingscenario, de reeks voorwaarden waarin wordt beschreven hoe de stof wordt vervaardigd of gedurende de levenscyclus wordt gebruikt en hoe de fabrikant of importeur de blootstelling van mens en milieu beheerst of downstreamgebruikers aanbeveelt deze te beheersen. Deze reeksen voorwaarden bevatten een beschrijving van zowel de risicobeheersmaatregelen als de operationele omstandigheden die de fabrikant of importeur heeft toegepast en die hij downstreamgebruikers aanbeveelt toe te passen (onderdeel van REACH).

Een blootstellingscenario omvat met name, indien van toepassing, een beschrijving van:

– operationele omstandigheden de betrokken processen, met inbegrip van de fysische vorm waarin de stof wordt vervaardigd, verwerkt en/of gebruikt;
– de activiteiten van werknemers in verband met de processen en de duur en frequentie van hun blootstelling aan de stof;
– de activiteiten van consumenten en de duur en frequentie van hun blootstelling aan de stof;
– de duur en frequentie van de emissie van de stof naar de verschillende milieucompartimenten en rioolwaterzuiveringsinstallaties en de verdunning in de ontvangende milieucompartimenten.

Risicobeheersmaatregelen:

– de risicobeheersmaatregelen om rechtstreekse en onrechtstreekse blootstelling van de mens (met inbegrip van werknemers en consumenten) en het milieu aan de stof te beperken of te voorkomen, en de verschillende milieucompartimenten;
– de afvalbeheersmaatregelen om blootstelling van de mens en het milieu aan de stof te beperken of te voorkomen, bij de verwijdering en/of hergebruik van afval.

C

Carcinogeniteit, kankerverwekkend vermogen. Kanker als beroepsziekte is een kwaadaardig neoplasma dat bij werkenden optreedt na blootstelling aan een kankerverwekkende stof of agens op de werkplek.

CAS#, nummer waarmee chemicaliën ‘uniek’ genummerd zijn. Ontwikkelt door de Chemical Abstract Service (=CAS).

Chronische toxiciteit, giftigheid na langdurige of herhaalde blootstelling.

CMR-stoffen, staat voor carcinogeen, mutageen en reprotoxische stoffen.

CPR, bladen welke zijn opgesteld door de commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke stoffen, zijn in 2005 vervangen door de PGS. Voor bestaande vergunningsituaties blijven de CPR richtlijnen nog geldig.

Conjunctivitis, ontsteking van het bindvlies van het oog.

CSA, een chemische veiligheidsbeoordeling als onderdeel van een REACH registratie.

CSR, chemisch veiligheidsrapport als uitkomst van een CSA.

Cytotoxisch, giftig voor lichaamscellen.

D

Dermatitis, huidontsteking.

Detergentia, alle stoffen en preparaten die zepen en/of andere oppervlakteactieve stoffen bevatten en die bedoeld zijn voor was- en reinigingsprocédés. Detergentia kunnen elke vorm hebben (vloeistof, poeder, pasta, staaf, brood, gestempeld stuk, fantasievorm, enz.) en kunnen in de handel worden gebracht of gebruikt voor huishoudelijke, institutionele of industriële doeleinden.

DNEL, derived no-effect level. De afgeleide dosis zonder effect.

DMEL, derived minimal effect level. De afgeleide dosis waarbij een eerste effect zichtbaar wordt.

Dosis-respons, toenemend effect bij toenemende blootstelling aan een bepaalde factor.

Drempelwaarde, dosis van stof waarboven een (toxisch) effect optreedt.

DU CSA, Downstream Users Chemical Safety Assessment.  Downstream gebruikers chemische veiligheidsbeoordeling.

E

EC50, effect concentratie 50%, concentratie waarbij bij 50% van de testorganismen na een bepaalde blootstellingduur een effect optreedt (b.v. groei remming).

EC#, nummer, totaal van de lijst Einecs, Elincs (en NLP), vervangt beide benamingen.

ECHA, European Chemicals Agency in Helsinki, agentschap welke de evaluaties uitvoert en (pre-) registratie verzamelt binnen REACH.

Ecosysteem, een geheel van biotische (planten en dieren en hun interacties) en a-biotische (niet-levende) factoren dat als eenheid kan worden opgevat.

EG#, EC# Nederlandse versie.

Elincs, European LIst of Notified Chemical Substances, vervolg op Einecs.

Endocriene activiteit, een interactie met het endocrien systeem die kan leiden tot een reactie van dat systeem, van doelorganen of doelweefsels, en die een stof of mengsel de mogelijkheid geeft een of meer functies van het endocrien systeem te wijzigen.

Endogene factoren, persoonsgebonden kenmerken, erfelijk bepaald (geslacht, genetisch) of verworden (leeftijd, lichaamsgewicht).

Einecs, European INventory of Existing Commercial Substances, bevat ruim 100.000 chemische substanties. Opgesteld tussen 1971 en 1981.

ES, Exposure Scenario. Blootstellingsscenario.

EuPCS, European product categorisation system (Europese product categorie indeling).

Eural, Europese afvalstoffenlijst.

Exogene factoren, buiten het lichaam, milieu in relatie tot de menselijke gezondheid (fysieke omgeving, leefstijlfactoren, sociale omgeving).

Explosiegrens, is de concentratie van een gas of damp van vloeibare en/of vaste stof uitgedrukt in volume % (V -%) in lucht waarbij het damp-luchtmengsel bij ontsteking kan ontbranden of exploderen.

Extended SDS of e-SDS, bijlage bij het veiligheidsinformatieblad (punt 16) opgenomen, met een relevante korte titel waarin een beknopte algemene beschrijving wordt gegeven van het gebruik (zie blootstellingscenario als onderdeel van REACH).

F

Fertiliteit, vruchtbaarheid.

Fibrose, woekering van bindweefsel.

G

GHS, Globally Harmonized System of Classification and Labelling of Chemicals.

Grenswaarde, (op geen enkel ogenblik te overschrijden waarde), een niveau dat op basis van wetenschappelijke kennis is vastgesteld om schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen en dat binnen een bepaalde termijn moet worden bereikt en, als het eenmaal is bereikt, niet meer mag worden overschreden (zie MAC).

H

HEPA-filter, High Efficiency Particulate Arrestance-filter; filter die 99,97% van de stofdeeltjes groter dan 3µm opvangt.

Halfwaardetijd, tijd waarin de hoeveelheid van de toxische stof in het lichaam tot de helft afneemt.

Hormoonontregelaar, een stof die of mengsel dat een of meer functies van het endocrien systeem wijzigt en bijgevolg in een intact organisme, zijn nageslacht, populaties of subpopulaties schadelijke effecten veroorzaakt.

Hormoonverstorende stof, stof welke schadelijke effecten veroorzaakt op het hormoonsysteem (endocrine disruptor, ED).

Hygroscopisch, stoffen die waterdamp uit de lucht opnemen.

I

IATA, International Air Transport Association.

IARC, International Agency for the Research on Cancer; delen stoffen in volgens hun carcinogeniteit:

Groep 1 : bewezen kankerverwekkend voor mensen;
Groep 2A : waarschijnlijk kankerverwekkend voor mensen;
Groep 2B : mogelijk kankerverwekkend voor mensen;
Groep 3 : zou kankerverwekkend voor de mens kunnen zijn;
Groep 4 : waarschijnlijk niet kankerverwekkend voor mensen.

IBC-code, International Code for the Construction and Equipment of Ships carrying Dangerous Chemicals in Bulk of International Bulk Chemical Code.

ICAO, International Civil Aviation Organization, een onderdeel van de VN. Regelt o.a. de classificatie van het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht.

IMDG, International Maritime Dangerous Goods. Classificatie vervoer gevaarlijke stoffen als zeevracht.

Immuunsysteem, afweersysteem van een levend organisme.

INCI, International Nomenclature Cosmetic Ingredient.

InChi, International Chemical Identifier. Eenduidige notatie van moleculen, voor mensen leesbaar.

Index nummer, EG identificatiecode voor gevaarlijke stoffen. Wordt als identificatie gebruikt bij de CLP classificatie van geharmoniseerde (bijlage VI)  stoffen.  Een reeks van negen cijfers (bv. 001-001-00-9 voor waterstof) waarbij de eerste drie cijfers verwijzen naar het atoomnummer van het kenmerkende element of een stofcategorienummer (start met “6”).

Interventiewaarde, meetbare grootheid die overeenkomt met een maximaal toelaatbaar risiconiveau, dat m.u.v. in geval van overmacht, niet mag worden overschreden en bij overschrijding aanleiding geeft tot preventieve actie.

Intoxicatie, vergiftiging.

IUCLID, International Uniform ChemicaL Information Database. Een software applicatie voor het opslaan, uitwisselen en onderhouden van gevarengegevens van chemische stoffen. Binnen REACH speelt IUCLID een centrale rol, het is de software om chemische stoffen te registreren bij het ECHA. Daarnaast helpt IUCLID bij het maken van dossiers onder REACH.

KGA, Klein Chemisch Afval.

KOC, genormaliseerde organische koolstof absorptiecoëfficiënt (voor niet polaire organische stoffen, ref. OECD 106).

Koolstofmonoxide, toxisch gas dat volledig kleurloos, geurloos en smaakloos is en dat vrijkomt bij een onvolledige verbranding van producten die koolstof bevatten.

L

Latentietijd, tijd tussen de blootstelling aan de toxische stof en het optreden van de (sub)klinische effecten.

LC50, is de concentratie waarde in lucht van het materiaal waarbij 50 % van de testobjecten (dieren, b.v. ratten, muizen of konijnen) overlijden bij een eenmalige blootstelling. Het geeft een idee van de acute toxiciteit van een inadembaar materiaal. Dit is gerelateerd aan de LCLo waarde welke de laagste concentratie is waarbij mens of dier wordt gedood.

LCID, lead component identification. Methode om de hoofdbestanddelen te identificeren in een mengsel en hieruit informatie af te leiden over de risicobeheersmaatregelen en veilig gebruik.

LD50, is de concentratie waarde van vloeistof of vast het materiaal waarbij 50 % van de testobjecten (dieren, b.v. ratten, muizen of konijnen) overlijden bij een eenmalige blootstelling. Het geeft een idee van de acute toxiciteit bij inname van een materiaal. Dit is gerelateerd aan de LDLo waarde welke de laagste concentratie is waarbij mens of dier wordt gedood.

Lexces, Landelijk Expertisecentrum Stoffengerelateerde Beroepsziekten (NL).

Lokaal effect, hierbij blijft het effect van een schadelijke stof beperkt tot een plaatselijke werking (zie systemisch effect).

LOEC, Lowest Observed Effect Concentration. Dit is de laagste concentratie in de test waarbij een significant negatief effect kan worden waargenomen.

Log Kow, de log Kow (log P of log Pow) is de logaritme van de verdelingscoëfficient van een stof over de fasen n-octane (“o” in log Kow) en water (“w” in log Kow). Het is een maat voor het bioaccumulerend vermogen van een stof. Het criterium is niet van toepassing op anorganische stoffen. Log Kow is positief voor lipofiele en negatief voor hydrofiele stoffen. Organische verontreinigende stoffen met log Kow kleiner dan 1 zijn goed oplosbaar. Componenten met een log Kow tussen de 1 en ≤ 4 zijn behandelbaar via uitspoeling. Stoffen met een hogere log Kow-waarde kunnen effecten op lange termijn veroorzaken in het aquatisch milieu en slechts met behulp van oppervlakte actieve stoffen worden uitgespoeld.

M

MAC, Maximaal Aanvaarde Concentratie. De MAC-waarde van een chemische verbinding is de maximale concentratie (damp, gas, vezel of stof) van die stof waaraan een werknemer 15 minuten of acht uur per dag mag worden blootgesteld op de werkplek zonder dat er schadelijke gevolgen voor de gezondheid optreden.

MAF, Mixture Assessment Factor, mengselbeoordelingsfactor. 

MARPOL, International Convention for the Prevention of Pollution from Ships.

Meststof, een materiaal met als belangrijkste functie de levering van nutriënten aan planten.

MIM, een mengsel in mengsel.

M-factor, vermenigvuldigingsfactor voor aquatisch zeer toxisch bestanddeel van een mengsel.

MSDS, Material Safety Data Sheet (Amerikaans) zijn ontworpen om zowel gebruikers, de vergunningverlener als het medisch personeel te laten weten hoe met de stof of preparaat moet worden omgegaan. Met de update naar GHS (medio 2016) is de naam veranderd in SDS.

Mutageen, vermogen tot wijzigen van het genetisch materiaal.

N

Nanovorm (voorheen nanomateriaal), een natuurlijk, incidenteel of geproduceerd materiaal dat uit deeltjes bestaat, hetzij in ongebonden toestand of als een aggregaat of agglomeraat en waarvan minstens 50 % (soms minder bv. fullerenen, grafeenvlokken en enkelwandige koolstofnanobuizen) van de deeltjes in de gekwantificeerde grootteverdeling een of meer externe dimensies bezitten binnen het bereik van 1 nm tot 100 nm.

NeR, Nederlandse emissierichtlijn lucht. Heeft geen formele wettelijke status, het is enkel een richtlijn voor vergunningverlening.

NLP, No-Longer Polymers.

NOAEL, no observed adverse effect level, de hoogste concentratie van een (toxische) stof waarbij er geen effect waarneembaar is (zie NOEC).

NOEC, No Observed Effect Concentration. Dit is de hoogste concentratie in de test waarbij géén significant negatief effect kan worden waargenomen.

Notificatie, aanmelding van nieuwe chemische stoffen. Notificatie bij anti-gifcentrum voor mengsels.

O

Overschrijdingsmarge, het percentage van de grenswaarde waarmee deze onder de in een richtlijn vastgelegde voorwaarden kan worden overschreden.

P

PAK’s, staat voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Zoals alle koolwaterstoffen bestaan ze uit koolstof (C) en waterstof (H). PAK’s zijn teerachtige stoffen die ontstaan bij onvolledige verbranding van koolstofhoudende stoffen zoals fossiele brandstoffen, hout, tabak en voedsel. De belangrijkste bronnen zijn de industrie (cokes en aluminium productie), de consumenten (onder andere via openhaarden), het verkeer en de landbouw.
Er zijn honderden PAK’s. PAK’s kunnen kankerverwekkend zijn. PAK’s zijn persistent: ze worden in de natuur slechts langzaam afgebroken. Ongeveer 90 procent van de PAK’s ontstaat door menselijk handelen.

PBT, PBT-stoffen, persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen.

PCN, Poison Centre Notification.

Persistentie, een stof voldoet aan het criterium voor grote persistentie (vP-) als:

1. de halfwaardetijd in zeewater, zoetwater of estuaria langer is dan 60 dagen, of
2. de halfwaardetijd in marien, zoetwatersediment of in sediment van estuaria sediment langer is dan 180 dagen,
3. of de halfwaardetijd in de bodem langer is dan 180 dagen.

PGS, Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen.

pH, zuurgraad. Bij vloeibare preparaten wordt de pH opgegeven in onverdunde vorm, bij vaste oplosbare preparaten wordt de pH opgegeven in een 10 % -ige oplossing. De schaal loopt van 0 tot 14, waarbij < 7 zuur is en > 7 basisch.

PMT, PBT-stoffen, persistente, mobiele en toxische stoffen.

PNEC, predicted no-effect concentration. De voorspelde concentratie zonder effect.

POP, Persistent Organic Pollutants of persistente organische verontreinigende stoffen.

PPORD, product and process orientated research and development. Stof onderworpen aan onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés.

PV-kaart, Product Veiligheidskaart, Belgische versie van de WIK.

P-zin, de verf- en drukinktindustrie, heeft naast de verplichte H- en P-zinnen aanvullende en specifieke advieszinnen opgesteld voor bepaalde gezondheids-, veiligheids- of milieuaspecten.

Q

QSAR, Quantitative Structure-Activity Relation. Relatie met behulp waarvan op basis van de chemische structuur van de stof het effect wordt berekend. Bruikbaar voor stoffen met een niet-specifieke werking.

QSAR Toolbox. Software applicatie van ECHA en de OECD om (eco)toxicologische leemtes te identificeren en op te vullen voor chemische risicobeoordeling.

R

Read-across, een techniek voor het opvullen van lacunes in de gegevens waarbij eindpuntinformatie van een chemische stof wordt gebruikt om hetzelfde eindpunt te voorspellen voor een andere chemische stof die als vergelijkbaar wordt gezien of op grond van informatie over qua structuur verwante stoffen als het gaat om een belangrijk aspect met betrekking tot dat eindpunt, bijv. werking, toxicokinetiek, metabolisme enz.. Read-across kan worden gebruikt voor een kwalitatief of kwantitatief resultaat.

REACH, Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemicaliën.
Binnen REACH komen wederom vele termen naar voren, waarvan eveneens woordenlijsten zijn.

Respiratoir, behorend tot het ademhalingsstelsel.

Rhinitis, ontsteking van het neusslijmvlies.

RID, Règlement concernant le transport International ferroviaire des marchandises Dangereuses. Classificatie vervoer gevaarlijke stoffen per spoor.

R-zin, waarschuwingszin geeft het risico’s aan (wetgeving vervallen). De R-zinnen zijn teruggekomen als H-zinnen.

S

SAR, Specific Absorption Rate, de hoeveelheid energie die het lichaam uit een stralingsveld opneemt per seconde per kilogram lichaamsgewicht.

SCIP-database, ECHA gegevensbestand voor de informatie van zeer zorgwekkende stoffen (> 0,1 %) in voorwerpen. Stoffen en mengsels vallen buiten het toepassingsgebied. Mengsels als onderdeel van complexe objecten (voorwerpen) moeten wel worden aangemeld.

SDS, Safety Data Sheet, de Engelse versie van het veiligheidsinformatieblad.

Sensibilisatie, (over-) gevoelig maken van het lichaam voor een bepaalde stof.

Stochastisch effect, bestaat er voor het optreden van schade een drempeldosis.

STOT, Specific target organ toxicity of specifieke doelorgaantoxiciteit. 

SMILES, Simplified Molecular Input Line Entry System. Eenduidige notatie van moleculen, voor (specifieke) grafische software leesbaar.

SUMI, Safe Use Mixture Information. Vereenvoudigde, op maat gesneden informatie over het veilig gebruik van mengsels (zie ook WIK). Kan gebruikt worden voor een groep van gelijksoortige producten voor een specifieke toepassing.

SVHC, Substances of Very High Concern (zie ZZS).

Synergisme, effect van 2 schadelijke stoffen samen is groter dan de som van de schadelijke effecten van de afzonderlijke middelen.

Synthetische polymeermicrodeeltjes, deeltjes die een synthetisch of chemisch gemodificeerd natuurlijk polymeer bevatten dat vast is en niet oplosbaar in water, met een grootte van 5 mm of minder (ondergrens voor de afmetingen van synthetische polymeermicrodeeltjes 0,1 μm voor deeltjes en 0,3 μm voor vezelachtige deeltjes) die aanwezig zijn in producten om een gewenste eigenschap te verkrijgen.

Systemisch effect, hierbij is de werking eerder verspreid over verschillende orgaansystemen (zie lokaal effect).

S-zin, veiligheidsaanbeveling om risico’s weg te nemen (wetgeving vervallen). De S-zinnen zijn teruggekomen als P-zinnen.

SWED, Sector-specific Workers Exposure Description. Sector of branche-specifieke benadering voor het afleiden en communiceren van informatie voor veilig gebruik van mengsels door werknemers (ingang voor selectie van SUMI).

T

TGG, Tijd Gewogen Gemiddelde, grenswaarde behorende bij de MAC waarde.

Teratogeen, vermogen om bij embryo’s blijvende afwijkingen, verstoring van de foetale ontwikkeling of de dood te veroorzaken.

Toxische inhalatiekoorts, griepachtig beeld dat ontstaat na inhalatie van hoge concentraties damp of rook van sommige metalen en vooral van metaaloxiden, pyrolyseproducten of organisch stof.

TIS, Technical Instructions for the Safe transport of Dangerous Goods by Air. Opgesteld door ICAO (International Civil Aviation Organization). Classificatie vervoer gevaarlijke stoffen met luchtvracht.

U

ULPA, Ultra Low Penetrating Air-filter, een filter die 99,99% van de stofdeeltjes groter dan 1µm opvangt.

Unique Formula Identifier,  Unieke formule-identificatie (UFI) unieke identificatiecode van mengsels in het kader van de informatie die moet worden ingediend bij antigifcentra overeenkomstig artikel 45, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 geïntroduceerd in Verordening (EU) 2017/542.

UVCB-stof, chemical substance of Unknown or Variable composition, Complex reaction product and Biological material. Stof met een onbekende of variabele samenstelling, complex reactieproduct en biologisch materiaal. De vier belangrijkste subtypen:

UVCB-subtype 1: waarbij de stof van biologische oorsprong is en het proces is synthese. Het biologische materiaal wordt gemodificeerd door middel van een (bio)chemisch proces waardoor nieuwe bestanddelen ontstaan;
UVCB-subtype 2: waarbij de stof van chemische of minerale oorsprong is en nieuwe moleculen worden gesynthetiseerd door middel van (bio)chemische reacties;
UVCB-subtype 3: waarbij de stof van biologische oorsprong is en het proces is raffinage, en nieuwe moleculen worden opzettelijk gegenereerd;
UVCB-subtype 4: waarbij de stof van chemische of minerale oorsprong is en het proces is raffinage, zonder opzettelijke chemische reacties.

V

Ventilatievoud, het aantal keren dat per uur de binnenlucht in een ruimte door buitenlucht wordt vervangen.

Vlampunt, de laagste temperatuur waarbij een stof zoveel damp in de gasfase heeft gevormd dat het damp-lucht mengsel door een vonk of een vlam kan worden ontstoken.

VIB, Veiligheidsinformatieblad, de Nederlandse versie van het SDS.

Vitiligo, depigmentatie van de huid, beroepshuidaandoening veroorzaakt door blootstelling aan bepaalde chemicaliën.

VOS, Vluchtige Organische Stoffen.
Vluchtige organische stoffen (VOS).

Een VOS is een organische verbinding van antropogene aard met uitzondering van methaan, die bij 293,15 K een dampspanning heeft van 0,01 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft.

Er verschillende definities van wat een VOS is, in de NeR wordt uitgegaan van een kookpunt < 250 °C en een dampspanning > 1 kPa bij 293,15 K (20 °C).

In de Europese VOS richtlijn zijn beperkingen vastgelegd, voor voertuigen is er een aanscherping . In de laatste document is tevens een algemene lijst met grenswaardes opgenomen voor het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen.

vPvB, zeer persistente en zeer bioaccumulerende stoffen.

VwVwS, Verwaltungsvorschrift wassergefährdender Stoffe. Bestuursmaatregel waterbedreigende stoffen (Duitsland).

W

Waterbezwaarlijkheid, Nederlandse wetgeving voor het beoordelen van stoffen en mengsels voor de uitvoering van het emissiebeleid water.

Algemene BeoordelingsMethodiek (ABM), deze kent vier categorieën van aflopende waterbezwaarlijkheid:

Z (Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS): verzameling van meest gevaarlijke stoffen voor mens en milieu, bijvoorbeeld PAK’s, dioxinen, kwik en kwikverbindingen);
A (niet snel afbreekbare, waterbezwaarlijke stoffen);
B (afbreekbare, waterbezwaarlijke stoffen);
C (stoffen die van nature voorkomen in het lokale oppervlaktewater).

WGK, Wassergefährdungsklasse of waterbezwaarlijkheid. Duitse gevaarklasse voor water:

NWG im Allgemeinen nicht wassergefährdend.
WGK 1 schwach wassergefährdend.
WGK 2 wassergefährdend.
WGK 3 stark wassergefährdend.

Wheezing, piepende ademhaling.

WIK, Werkplek Instructie Kaart staat ook wel bekend als werkplekinformatiekaart, werkplekkaart, product veiligheidskaart (PV-kaart), veiligheidsinstructiekaart, werkvloerinstructiekaart, gevarenkaart of chemiekaart.

X

Xenobiotisch, lichaamsvreemd.

Z

zPzB-stoffen, zeer persistente en sterk bioaccumulerende stoffen.

zPzM-stoffen, zeer persistente en zeer mobiele stoffen.

Zware metalen, hieronder worden vaak de volgende acht elementen verstaan die door de Derde Noordzeeconferentie als prioritair worden beschouwd: As (Arseen), Cd (Cadmium), Cr (Chroom), Cu (Koper), Hg (Kwik), Pb (Lood), Ni (Nikkel) en Zn (Zink). Als sporenelementen zijn veel van deze elementen noodzakelijk voor het ondersteunen van het biologisch leven. Bij hogere niveaus worden ze daarentegen toxisch, kunnen ze accumuleren in biologische systemen en vertegenwoordigen ze een significant gezondheidsrisico.

ZZS, Zeer Zorgwekkende Stof. Stof waarvoor beleid is om de risico’s van voor mens en milieu te minimaliseren. Een stof kan hiervoor aangemerkt worden vanuit verschillende kaders zoals REACH, nationaal (activiteitenbesluit NL), marine milieu (OSPAR), Kaderrichtlijn Water (NL, zie waterbezwaarlijkheid), POP. Potentiële ZZS stoffen (of kandidaat stoffen voor verplichte REACH autorisatie) worden aanvullend geïdentificeerd.