3. Samenstelling en informatie over de bestanddelen (dit om de ontvanger toe te laten de gevaren van de bestanddelen van het mengsel te kunnen identificeren).
Aan de hand van de verstrekte informatie moet de ontvanger gemakkelijk de gevaren van de bestanddelen van het mengsel of preparaat kunnen identificeren. De gevaren van het mengsel zelf moeten onder rubriek 2 worden vermeld.
3.1. De volledige samenstelling (aard en concentratie van de bestanddelen) hoeft niet te worden vermeld, hoewel een algemene beschrijving van de bestanddelen en de concentraties daarvan nuttig kan zijn. Als de stof of component een nanovorm omvat, moeten de deeltjeskenmerken die de nanovorm specificeren, worden vermeld.
Voor het ketenproces van productnotificatie is het van belang dat deze gegevens worden doorgegeven.
3.2. Voor een mengsel dat als gevaarlijk is ingedeeld, moeten componenten varieert afhankelijk van de gevarenklassen/ gevarencategorieën met hun concentratie of concentratiebereik worden vermeld vanaf ≥ 0,01, ≥ 0,1 of ≥ 1 %.
i) voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen, wanneer hun concentratiegelijk is aan of groter dan de grenswaarden;
ii) stoffen waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld, die nog niet in punt i) zijn opgenomen;
iii) stoffen die persistent, bioaccumulerend en toxisch zijn of zeer persistent en zeer bioaccumulerend en/of hormoonontregelende
eigenschappen, indien de concentratie van een individuele stof gelijk of groter dan 0,1% is.
3.3. Voor een mengsel dat niet als gevaarlijk is ingedeeld, moeten de volgende stoffen met hun concentratie of concentratiebereik worden vermeld, wanneer zij in een afzonderlijke concentratie van ≥ 1 (≥ 0,01 of ≥ 0,1 zie 3.2) gewichtspercent voor niet-gasvormige preparaten en ≥ 0,2 volumepercent voor gasvormige preparaten aanwezig zijn:
i) voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen;
ii) stoffen waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld;
iii) stoffen die persistent, bioaccumulerend en toxisch zijn of zeer persistent en zeer bioaccumulerend en/of hormoonontregelende
eigenschappen, indien de concentratie van een individuele stof gelijk of groter dan 0,1% is.
3.4. Voor de bovenbedoelde stoffen moet de indeling worden opgegeven met de symboolletters en H-zinnen die daaraan zijn toegewezen op basis van hun fysisch-chemische, gezondheids- en milieugevaren.
De H-zinnen hoeven hier niet voluit te worden geschreven: het volstaat te verwijzen naar rubriek 16, waar de volledige tekst van elke relevante H-zin moet worden vermeld. Indien de stof niet aan de indelingscriteria voldoet, dient de reden van opneming in punt 3 te worden vermeld, bijvoorbeeld: “PBT-stof” of “stof waarvoor binnen de Gemeenschap een blootstellingsgrens op de werkvloer geldt”.
3.5. De naam, het REACH registratienummer en het CAS- en EG-nummer van de bovengenoemde stoffen moeten worden vermeld. Het CAS-nummer en de IUPAC-naam (voorzover beschikbaar) kunnen eveneens nuttig zijn. Voor stoffen die onder een generieke naam zijn vermeld, is geen precieze chemische benaming vereist.
3.6. Indien de identiteit van bepaalde stoffen vertrouwelijk moet blijven (dit is slechts onder voorwaarden toegestaan), moet de chemische aard daarvan worden omschreven, teneinde een veilige hantering te waarborgen. De gebruikte naam moet dezelfde zijn als die welke overeenkomstig bovenbedoelde bepalingen wordt gebruikt.
Rubriek 2:Etiket
Rubriek 4:Eerste hulp